Matsumura

in staat om verschillende Chinese boksscholen te bezoeken en hij studeerde onder de militaire attaches Ason en Iwah. Volgens Hokan Soken en Chozo Nakama had hij zelfs vrijgenomen om de Fujian Shaolin­tempel te bezoeken. Te Satsuma zou Matsumura ingewijd zijn in het Jigen-ryu zwaardvechtsysteem door de Yashichiro hum. Na zijn pensionering gaf Matsumura karateles in een open ruimte in het dorp Sakiyama, Shuri. Onder zijn leerlingen bevonden zich:

Anko Itosu (1832-1916)

Kentsu Yabu (1866-1937)

Chomo Hanashiro (1869-1945)

Gichin Funakoshi (1868-I957)

Chotoku Kyan (1870-1945)

Anko Asato

Kiyuna PECHIN

Sakihara PECHIN

Ryosei Kuwae (1853-?)


Het is moeilijk om het karakter van Matsumura te ontleden. In zijn boek Karate-do, My Way of Life, geeft Gichin Funakoshi, trouw aan de Oki­nawaanse gewoonte, Matsumura bijna super­menselijke kwaliteiten. Shoshin Nagamine vertelde mij echter een bruut verhaal, hoe Matsu­mura een vastgebonden stier onderwierp door het arme dier een week lang met een zware stok op zijn voorhoofd te slaan. Een meer geloofwaardig verhaal wordt verteld door Joen Nakazato van Shorinji-ryu die dit als jongen gehoord had van zijn leraar Chotoku Kyan:

Sokon Matsumura en enkele van zijn leerlingen (inclusief Kyan) hadden juist een theehuis te Tsuji verlaten en waren op weg naar huis. Toen Matsumura's leerlingen zagen dat ze langs vijf bijna dronken zeelui moesten die voorbijgangers lastig vielen door ze uit te schelden, stelden ze voor een alternatieve route te nemen omwille van de veiligheid van hun bejaarde leraar. Matsumura besliste koppig dat ze hun oorspronkelijk geplande route zouden nemen en zoals te verwachten was overvielen de vijf zeelui met veel tam-tam Matsumura met trappen en stoten. Terwijl de geschrokken leerlingen zich stonden af te vragen wat ze moesten doen, zagen ze dat hun leraar zich als een bal oprolde midden op straat en dat hij schijnbaar geen last had van het pak slang. De aanvallers die in de gaten kregen dat dit geen gewone oude man was, werden behoedzaam en trokken zich terug. Matsurnura stond op, trok zijn kleren recht, maar miste zijn zilveren haarpin toen hij zijn hoofdknot bevoelde. De haarpin lag dicht bij de vijf bange zeelui die zich verontschuldigden en snel het verloren voorwerp teruggaven, waarna ze de benen namen.

Van Sokon Matsumura's vrouw wordt gezegd dat ze kwaliteiten had waar de meeste mannen haar om zouden benijden. Als dochter van een rijke Yonabaru-koopman, was ze gek op sumo, armworstelen en gewichthefwedstrijden. Totdat ze Matsumura ontmoette, daagde ze vaak toekomstige huwelijkskandidaten uit en won ze. Nakazato vertelde mij dat Chotoku Kyan zich kon herinneren hoe hij haar met 1 hand een zak rijst van 60 kilo zag optillen, om de vloer eronder te kunnen vegen.

De data van Matsumura's geboorte en dood zijn onzeker. Onderzoek van Shoshin Nagamine toont aan dat Matsumura zijn achtentachtigste verjaardagsfeestje in 1897 had en hij concludeerde hieruit dat zijn geboortejaar 1809 moet zijn geweest. Katsuya .Miyahira van Shorin-ryu (kobayashi) en anderen stellen dat Matsumura op tweeennegentigjarige leeftijd stierf, dus als men 1809 als zijn geboortejaar neemt, moet hij ongeveer in 1901 gestorven zijn. Enige tijd voor zijn dood echter gaf Matsumura een brief aan zijn leerling Ryosei Kuwae die deze brief op zijn beurt aan zijn oudste zoon gaf. De brief is van belang omdat hij inzicht geeft in de mentaliteit van die tijd en omdat het een van de weinige oude Okinawaanse geschriften is, die tot nog toe intact is gebleven. Hoewel de brief reeds vele keren in het Japans is gepubliceerd, is het waarschijnlijk de eerste keer dat hij vertaald is en in het Nederlands gepubliceerd wordt:


Als je vechtkunsten wilt beoefenen, moet je de juiste betekenis ervan kennen, daarom heb ik besloten de feiten uiteen te zetten; bestudeer ze alstublieft nauwkeurig.

De weg van het leren en de weg van de vechtkunsten hebben één en hetzelfde doel. Er zijn respectievelijk drie soorten van leren en vechtkunsten.

De drie soorten leren zijn namelijk: lezen, schrijven en rekenen; exegese; de studie van het confucianisme.

De eerste drie (lezen, schrijven en rekenen) omvatten kalligrafie, van woorden zinnen kunnen maken en in staat zijn om de totalen van rijststipendia, die door belangrijke mensen geeist worden, te berekenen. Exegese is het onderrichten aan mensen van het plichtsgevoel volgens de Chinese klassieken, die de weg van diepgaande kennis hebben en door voorbeelden onderwijzen. De beide voornoemde leerscholen zijn te onderscheiden als zuiver letterkundige kunsten. Confucianistische studie brengt oprechtheid, zuiverheid van hart en het gevoel van juistheid in alle dingen, tot stand. Als men dus zijn huis (of zelfs een land) goed leidt, leidt dit tot wereldvrede. Dit is ware kennis, confucianistische kennis.

De drie soorten van vechtkunsten zijn: die van de hofinstructeurs; naamstijlen; de ware vechtkunsten.

De stijlen van hofinstructeurs worden op een ongewone wijze beoefend; bewegingen zijn nooit hetzelf­de, vormloos en licht, ze worden (zoals vrouwen) steeds dansachtiger naarmate de beoefenaren tot rijping komen. De uitvoerders van naamstijlen oefenen niet regelmatig, ze komen en gaan, hier en daar, bedenkend hoe ze kunnen winnen, ruziend en zijn de mensen misschien tot last. Het ergste van alles is dat ze lichamelijk letsel veroorzaken, zodat hun ouders en familie zich voor hen schamen. Met de ware vechtkunsten word je niet afgeleid, dus bedenk hoe je kunt slagen, regeer je eigen hart en wacht tot je vijand in verwarring is; kalmeer jezelf en wacht tot je vijand geagiteerd raakt; grijp naar je vijandshart en je zult hem overwinnen. Als je vaardigheid toeneemt zul je leren onderscheiden, zul je alles aankunnen, zul je niet van de wijs gebracht worden, en zul je de plaats van kinderlijke pieteit leren kennen. De geest van de verscheurende tijger en de snelheid van een vliegende zwaluw zullen zich natuurlijk ontwikkelen, zodat je in staat bent om welke aanvaller dan ook te overmeesteren. Een wijsgeer schreef in de Chudokansha de volgende zogenaamde 'Zeven Krijgskunst-deugden': Het is krijgskunstenaars verboden om op een onbeheerste manier te handelen; soldaten zouden zich moeten vermannen, mensen helpen, zichzelf onderscheiden en de mensen beschermen zodat de bevolking in vrede kan leven en in overvloedige weelde kan leven. Daarom zijn studie en vechtkunsten de wegvan de waarheid. Hofinstructeursstijlen en naamstijlen zijn nutteloos, dus overdenk de echte vechtkunsten zorgvuldig. Ik vind dat je de gelegenheid moet grijpen en daarna met zelfbeheersing moet handelen, zodat als je met het bovenstaande in je achterhoofd gaat oefenen, je onderbuik zoals gezegd wordt, de opslagplaats van iemands energie wordt.

(Uit De Essentie van Karate van Mark Bishop)

Sokon Matsumura (ca. 1809-1901)


Sokon Matsumura (ook Buseitatsu, Unyti, BUS-HI Matsumura of Bucho genoemd) werd geboren uit een welbekende shizokufamilie in het dorp Yamagawa, Shuri. Hij was een goede leerling en een bekende kalligraaf. Reeds jong leerde hij, zoals vele jongeren uit Shuri, de grondbeginselen van ti. Er wordt gezegd dat hij later het gebruik van de staf leerde van Sakugawa Satunushi (Tode Sakugawa) die deze kunst in China geleerd had en toen woonachtig was in het dorp Akata, Shuri.

Tijdens zijn werkzaamheden als lijfwacht voor de laatste drie elkaar opvolgende Riukiu-koningen, Sho Ko, Sho Iku en Sho Tai, bezocht Matsumura Fuzhou en Satsuma tweemaal als diplomaat. In Fuzhou was hij